Een geëngageerd jurist
Wim Schuller is iemand die zich opwindt over de gelatenheid, het gebrek aan authentieke opwinding, waarmee mensen de dingen - met name in kwesties van 'leven en dood' - ondergaan. Die lankmoedigheid - 'schuldige' ignorantie - kan niet enkel worden toegeschreven aan de toenemende onbegrijpelijkheid van de wereld om ons heen. Wij, burgers, staan weliswaar onophoudelijk bloot aan een informatiebombardement, maar dit gegeven ontslaat ons nog niet van de verplichting om te trachten ten aanzien van een aantal wezenlijke kwesties die de inrichting van onze samenleving raken zo goed mogelijk geïnformeerd te zijn. Om de loop van het maatschappelijk discours te kunnen verleggen is het soms geboden - beargumenteerd - geprononceerde standpunten in te nemen, 'speldenprikken' uit te delen.
De onderwerpen waarop Schullers belangstelling zich in het bijzonder richt betreffen o.m. de toekomst van de papieren (en digitale) krant, privacy gerelateerde ontwikkelingen, en - niet in de laatste plaats - de instroom in Nederland van grote aantallen mensen wie slechts een bestaan in de marge van onze samenleving wacht. De snel veranderende bevolkingssamenstelling, het ontstaan van een parallelle, de emancipatie van een nieuwe onderklasse in de weg staande, niet-geïntegreerde cultuur en andere negatieve, hoofdzakelijk met immigratie verband houdende effecten kunnen voor geen enkel land zonder gevolgen blijven. Spijtig genoeg, blijkt men in Nederland nog steeds niet in staat te zijn eerlijk en rationeel te kunnen discussiëren over de vraag hoeveel immigranten ons land aan kan.
Burgers als informatieproducenten: de toekomst van de papieren krant
Schuller, die het o.m. in hoge mate betreurt dat het over pakweg tien jaar gedaan zal zijn met de postbode, is als kranten- en magazinesman niet gerust op het beschikbaar zijn van uitwegen uit het sterfhuis van de media. Dagbladuitgeverijen kampen tengevolge van veranderende mediaconsumptiepatronen in een digitaliserende samenleving voortdurend met aanpassingsproblemen. Er is sprake van ontlezing en ontabonnering. Het oude verdienmodel werkt niet meer. En in het nieuwe on line-verdienmodel van de krantensites is men volledig aangewezen op inkomsten van advertenties, die - tot schrik van de uitgeverijen - onder invloed van de kredietcrisis en zijn naschokken hard teruglopen.
Veel verwend geraakte internetgebruikers zijn van mening dat alle content gratis beschikbaar moet zijn en malen niet om auteursrechten. Bovendien zien de traditionele mediabedrijven zich door de economische crisis genoodzaakt fors te bezuinigen op hun redacties. Degenen die nu nog mogen blijven, ruimen geleidelijk aan het veld voor de opmarcherende lichtingen voorlichters en marketeers die het onderwijs zijn uitgestroomd. In Engeland is de lokale of regionale, kleinschalige journalistiek al zo goed als verdwenen. Moet er geen rekening mee worden gehouden dat de massamedia, zoals wij daar de afgelopen eeuw als een vaststaand gegeven mee zijn opgegroeid, van het toneel zullen verdwijnen?
Sinds internet bepaalt de consument wat hij consumeert, wanneer en tegen welke voorwaarden. Hij bepaalt ook wanneer en tegen welke voorwaarden hij journalistieke producties consumeert. De met internet opgegroeide 'Google-generatie', waarvan de vertegenwoordigers na 1980 zijn geboren, brengt de journalistiek, het nieuws, het amusement, het infotainment, de documentaire niet automatisch meer in verband met de klassieke massamedia met hun van oudsher agenda-, waakhond- en socialiserende functie. Mocht – onverhoopt – komen vast te staan, dat de googlelende burger geen enkele behoefte heeft aan Journalistiek, d.w.z. aan onafhankelijk vastgestelde feiten, gecheckte feiten alsmede betrouwbare en transparante bronnen, dan zou men hem die behoefte moeten bijbrengen. Als de Google-generatie aangeeft niet over een geweten te beschikken, dan zou men niet moeten aarzelen om dat geweten er bij hen als het ware in te hameren. Moraliseren is onder deze omstandigheden gerechtvaardigd omdat het vanuit een moreel oogpunt noodzakelijk is dat de journalistiek de macht controleert. Die alte böse Männer hebben voor een belangrijk deel gelijk. Wanneer de bloggende burgers in hun onwetendheid denken die macht zelf wel te kunnen controleren, dan worden de eigen mogelijkheden schromelijk overschat. De burgerjournalisten, die het internet hebben omgetoverd tot een grote muurkrant, kunnen niet alles zelf. Weliswaar kan deze burger veel, veel meer dan traditionele journalisten vaak denken. Zo kan de amateurblogger, bijvoorbeeld, feiten verzamelen en zijn eigen nieuws checken. Voor de distributie van het nieuws is hij niet langer afhankelijk van de papieren krant of het papieren tijdschrift. Hij kan alles wat hij ziet becommentariëren, en verkeert in de veronderstelling het daarbij zonder de Henk Hoflands en andere gezaghebbende commentatoren - de laatste representanten van het Bildungsbürgertum - van de grote kranten te kunnen stellen.
De burger van de eenentwintigste eeuw kan echter zelf niet overal bij. Hij zal, bijvoorbeeld, niet bij machte zijn de onderste steen van het ABN-AMRO drama boven te krijgen. Wie zal ons in de toekomst wijzen op, bijvoorbeeld, de risico's van monopolisering van genetisch materiaal (biotechnologie) via octrooiverlening? (Kritische journalisten wijzen er in dit verband op dat een dergelijke monopolisering mogelijk tot versmalling van genetische diversiteit en verlies van biodiversiteit zal leiden waardoor de wereldvoedselvoorziening in gevaar komt.) Zijn we in de toekomst alleen nog maar overgeleverd aan lobbyisten, woordvoerders van actiegroepen en burgerjournalisten?
Kranten hebben journalisten en redacteuren in dienst die dankzij hun genoten opleiding en opgedane ervaring in staat zijn, of mogen worden verondersteld, genuanceerd en evenwichtig verslag te doen van de ontwikkelingen in de wereld.
Een onafhankelijk journalist wordt gefaciliteerd door het mediabedrijf waarvoor hij of zij werkzaam is; een blogger zal - hoe goed hij of zij ook schrijft - het eenvoudig aan de benodigde financiële middelen, toegang tot bepaalde databases en contacten ontbreken om zelf een diepgravend onderzoek in te kunnen stellen.
Het zal duidelijk zijn dat we voor onderwerpen en ontwikkelingen die er wezenlijk toe doen zijn aangewezen op de professionele (onderzoeks)journalistiek.
Zonder journalisten kan men het niet stellen. Slechts over de vraag hoeveel journalisten er eigenlijk nodig zijn om te voldoen aan wat we onszelf als democraten ten doel stellen - namelijk: goed geïnfomeerde burgers, die over van alles en nog wat kunnen meepraten -, kan men redetwisten. Daarbij kan men zich ook nog eens afvragen of die doelstelling wel juist is geformuleerd. Want, is het niet zo, dat de door vrijwel alle politieke partijen nagestreefde mondigheid van de burger het parlementaire stelsel eerder heeft verzwakt en kwetsbaar gemaakt dan versterkt?
Een lastige vraag die zich bij het beantwoorden van eerstgenoemde vraag aandient is of het probleem van de noodzaak van journalistiek vanuit die Google-generatie ("Wij willen geen krant") moet worden bekeken dan wel vanuit de journalistiek ("Getracht moet worden de bestaande journalistiek en massamedia – koste wat het kost - overeind te houden").
Gelet op de al zestig jaar geleden in de Amerikaanse cultuurpsychologie en cultuursociologie beschreven verandering in persoonlijkheidsstijl van inner-directed naar other-directed (*), moet gevreesd worden dat op deze vraag eerder ten detrimente van de journalistiek is beslist.
Dat de kaarten op dit vlak reeds lijken te zijn geschud, neemt, aldus Schuller, niet weg dat men zich voor het behoud van de kwaliteitsmedia nu met alle ter beschikking staande middelen strijdvaardig dient in te zetten. Onder meer door één of meerdere abonnementen te nemen op dag- en weekbladen. Het gevaar van overwoekering van de onafhankelijke (onderzoeks-)journalistiek door goedwillende amateurbloggers, 'typende apen', volksgerichten, nieuwsdiefstal, schending van auteursrechten en onze cultuur verder om zeep helpende gratis content is, immers, niet denkbeeldig.
Bovendien is het zaak enigszins op de hoogte te blijven van het lokale nieuws. Men moet er niet aan denken dat ook de regionale, kleinschalige journalistiek verdwijnt. Men kan er mag er niet zonder hoofdbrekens aan voorbij gaan dat het onderuithalen van de bodem onder onze gezamenlijke, 'communautaristische' onderneming, in een wereld waarin gemeenschappelijke referentiekaders, contextuele verbanden en 'filters' (niet in de betekenis van een censorschap) er in steeds mindere mate toe lijken te doen, onvermijdelijk zal uitmonden in een voor een ieder fataal uitpakkende babylonische spraakverwarring, een geschiedenis à la carte. De vraag is of wij ons in een verder fragmentariserende wereld zullen thuisvoelen.
Constaterende, dat die kranten die pretenderen tegen de stroom in te roeien er in de praktijk dikwijls blijk van geven rechts en links niet in gelijke mate aan het woord te laten, vraagt Schuller zich wel eens af of hij het voortaan niet beter bij de tv kan houden. Die bezworen trouw aan de kranten wordt regelmatig op de proef gesteld.
Het in goede banen leiden van technologische ontwikkelingen ...
Met name met de zich als naïeve techno-optimisten opstellende en maar van weinig reflectievermogen blijk gevende politieke gezagsdragers, zorgeloze huisvrouwen die de geruststellende mantra ten gehore brengen dat "wie niets te verbergen heeft, ook nergens bang voor hoeft te zijn", rusteloze, graag naar hun eigen beeltenis in de spiegel starende exemplaren van de multitaskende, elkaar na-twitterende homo zappiens die op sociale netwerksites als Facebook en Hyves alles over hun leven met iedereen wensen te delen en er zodoende onbewust aan meewerken dat hun normen aan de rest van de wereld worden opgelegd, verdedigers van geïnstitutionaliseerde leugens en degenen die zich ter zake van het immigratie- en integratievraagstuk aan denkluiheid bezondigen heeft Schuller weinig consideratie.
Ten aanzien van technologische vernieuwingen en maatregelen die de privacy van burgers verder uithollen, acht Schuller - zeker gezien de exponentiële versnelling in dit interessante tijdsgewricht - opperste waakzaamheid geboden. Het stellen van een groot vertrouwen in een machtige en alwetende staat, getuigt in zijn ogen van een ongehoorde naïviteit: een doodzonde. Menigeen zou op basis van de beschikbare informatie beter kunnen en ook moeten weten. Voor wat betreft privacy gerelateerde ontwikkelingen op het gebied van RFID (Radio Frequency Identification Chip) acht Schuller het van groot belang nauwgezet de vinger aan de pols te houden. Schuller bepleit in dit verband "the right to silence of the chips": het recht om afgesloten te zijn van het alomtegenwoordige internet, waarmee iedereen straks met chips en apparaten voortdurend verbonden zal zijn.
De multi-etnische samenleving als kruitvat dat door de overheid permanent moet worden natgehouden in plaats van een ontmoetingsplek te zijn van culturen en religies...
Als publicist heeft Wim Schuller zich veelvuldig in het publieke debat gemengd, met name op het terrein van de multi-etnische samenleving. In maart 1999, een jaar voordat Paul Scheffers bekende essay 'Het multiculturele drama' (NRC Handelsblad, 29 januari 2000) verscheen, vestigde Schuller met zijn opiniërende bijdrage 'De last van de wereld" al de aandacht op de verborgen kanten van de massa-immigratie, welke zonder historisch precedent is.
Nederland fungeert voor Schuller van nature als een identiteitverschaffend relationeel, ideëel en affectief referentiekader.
Als iemand die zijn Kind im Manne-zijde niet wenst te verloochenen, bekruipt Schuller in sterke mate het gevoel dat de Nederlandse samenleving zich buitengewoon snel en onherkenbaar transformeert. Dit kan niet goed gaan. Aan de boeddhistische wijsheid dat men nimmer in dezelfde rivier baadt, kan weliswaar worden toegevoegd dat het nimmer dezelfde is die baadt, maar de snelheid waarmee de veranderingen zich thans voltrekken, doet - afgemeten aan die van de afgelopen vijfendertig jaar - het ergste vrezen voor het psychologische welbevinden van de in toenemende mate aan o.m. Überfremdung en optredende Ratopoliseffecten bloot gestelde stadsbewoner, in wie zich de angst, haat en woede moeten hebben opgehoopt. Een inferno acht Schuller dan ook niet denkbeeldig. Voor de reeds enorme maatschappelijke ravages aangericht hebbende culturele en politieke dwalingen, die ons land nog steeds in hun greep houden, dient dan ook met kracht van argumenten te worden gewaarschuwd.
(*)
Inner directed: een type persoonlijkheid met een sterke identiteitsbeleving, innerlijke overwegingen, een kritische blik, strenge normen en waarden, en remmingen.
Outer directed: een type persoonlijkheid met een hoge prestatiemotivatie, een hoog EQ en psychische flexibiliteit.
Deze typologie is ontleend aan David Riesman: The Lonely Crowd: A Study of the Changing American Character, New Haven, Yale University Press (1950).